
Expositie oerpatronen in het heden
In de Nieuwe Steentijd (het Neolithicum) werden de jager-verzamelaars boeren. Ze bleven nu op een vaste plaats wonen. Daar bouwden ze boerderijen met een schuurgedeelte, een woongedeelte en een slaapgedeelte met een vuurplaats.
Ze hebben ook in de Fryske Wâlden gewoond. Ze verbouwden granen, zoals gierst, emmertarwe en boekweit. Ook verbouwden ze vlas.
Deze oerboeren hielden vee, zoals koeien, schapen, geiten en varkens. Er werden vele gebruiksvoorwerpen gemaakt.
Om voedsel te bereiden en te bewaren gebruikte men potten gemaakt van klei, gebakken in een vuur. Deze potten werden mooi versierd onder andere door middel van inkrassen.
Er ontstonden weefgetouwen, waar met vlas (linnen) op geweven werd met garen, dat gesponnen was met een spintol. Garens werden en worden gemaakt van wol, vlas en brandnetel.
Informatie over weven zie bij:
Geschiedenis van het weven
Weven in de late steentijd